Op zaterdag 13 maart 2021 organiseert de Paleobiologische Kring van Nederland en Vlaanderen de PaleoTime-NL Outreach Poster Award 2021 in samenwerking met het Oertijdmuseum in Boxtel. Op deze pagina vindt u de abstracts van alle deelnemers en een selectie van de posters. Voor meer informatie over het programma, kijk op: Paleotime-NL Outreach Poster Award 2021.
Vergeet ook niet om uw stem uit te brengen op uw meest favoriete poster/posterpresentatie via deze link! Op deze manier beslist u mee aan de publieksprijs!
Abstracts
Scroll naar beneden om alle abstracts te lezen of klik hieronder op het blok om meteen naar de gewenste abstracts te gaan:
12.05–12.20 uur – Blok 1: Dylan Bastiaans & Pasha van Bijlert
12.20–12.35 uur – Blok 2: Alexander Clark & Yasmin Grooters
12.35–12.50 uur – Blok 3: Nick van Horebeek & Youri van den Hurk
12.50–13.05 uur – Blok 4: Lise Martens & Feiko Miedema
13.05–13.20 uur – Blok 5: Astrid Odé & Jos van Oijen
13.20–13.35 uur – Blok 6: Panagiotis Skandalos & Iris de Wolf
- 12.05–12.20 uur: Blok 1
- #1. Dylan Bastiaans:
“Brain Games: een mysterieuze Arabische dinosauriër”Resten van dinosauriërs uit Afrika en Arabië zijn uiterst zeldzaam. Slechts een handvol onidentificeerbare fragmenten zijn bekend. Een stuk schedel uit het Late Krijt van Oman biedt de unieke mogelijkheid om de eerste Arabische dinosoort te beschrijven. Maar tot welke groep behoort deze en hoe kwam deze groep in Oman? Digitale reconstructies van dinosauriër-hersenen worden voor het eerst in een verwantschapsonderzoek (fylogenie) gebruikt om de identiteit van dit fossiel te achterhalen, waarna biogeografische reconstructies mogelijk zijn. Deze veelzijdige aanpak maakt zelfs ons fragmentarisch materiaal bruikbaar. Uiteindelijk wordt de hersen-evolutie binnen ornithopode dinosauriërs in kaart gebracht.
- #2. Pasha van Bijlert (klik hier voor de poster als PDF):
“Wat was het wandeltempo van Tyrannosaurus rex?”Dieren kiezen vaak een loopsnelheid waarbij het energieverbruik minimaal is, door een stapritme te kiezen waarop hun lichaamsdelen resoneren. Op dit principe hebben wij een nieuwe methode ontwikkeld om de loopsnelheid van dinosauriërs te schatten. De staart maakt het lopen van dinosauriërs uniek: net als een hangbrug was de staart opgehangen met ligamenten, maar de staart leverde ook de benodigde spierkracht om te lopen. Met behulp van een natuurkundig model hebben we het stapritme geschat waarop de staart van Tyrannosaurus rex resoneert. Ons model voorspelt een langzamer wandeltempo dan gedacht, maar dit komt wel beter overeen met nog levende dieren.
- #1. Dylan Bastiaans:
- 12.20–12.35 uur: Blok 2
- #3. Alexander Clark:
“Hydrologische verschillen tussen de Parijs en Hampshire Bekkens tijdens het midden Eoceen”Mogelijke verschillen in temperaturen en hydrologie tussen twee bekkens uit het midden Eoceen zijn gereconstrueerd uit kool- en zuurstofisotopen. Hier werden zes exemplaren van aragonitische conids gebruikt, drie van elk bekken. Een verschil is zichtbaar in de ruwe data van d18O tussen de twee bekkens en ook wanneer een constante d18Osw gebruikt werd voor de temperatuur reconstructie, zijn er verschillen zichtbaar. Wanneer de data van een van de specimens gebruikt wordt als maatstaaf om de d18Osw te reconstrueren, zijn er weer duidelijke verschillen te zien, waarbij er waarschijnlijk meer fluviatiele input was in het Hampshire bekken en meer evaporitische condities in het Parijs bekken. Dit laat zien dat het niet altijd evident is om een constante d18Osw te nemen bij temperatuur reconstructies van naburige ondiepe bekkens.
- #4. Yasmin Grooters (klik hier voor de poster als PDF):
“Wat is de clamshell techniek en hoe, wanneer en waarom gebruik je deze gipstechniek.”Veel onderzoeken die over dinosaurussen gaan hebben betrekking tot de grote botten. Denk dan aan dijbenen(femora) of heupdelen. Deze grote botten zijn vaak niet makkelijk te hanteren. Ze zijn groot, zwaar of in onhandige vormen. De femora hebben grote koppen aan beide kanten, hierdoor zweeft het middelste gedeelte altijd. Wat nou als er een techniek is die dit kan ondersteunen. De clamshell techniek. Dit is een manier van gipsjassen maken zodat jassen ook als opslagmiddel gebruikt kunnen worden. De techniek helpt ook als ondersteuning tijdens het prepareren en wordt vaak via via doorgegeven. Nu geef ik het door aan jullie.
- #3. Alexander Clark:
- 12.35–12.50 uur: Blok 3
- #5. Nick van Horebeek (klik hier voor de poster als PDF):
“Een weerbericht voor de Eocene broeikaswereld.”De Eocene broeikaswereld is mogelijks een weerspiegeling voor het klimaat van de toekomst en wordt daarom intens bestudeerd door wetenschappers. Hierbij maken ze gebruik van proxy records, maar vaak is de resolutie hiervan zeer laag. Informatie over het weer en de seizoenen gaat zo verloren. Een uitzondering hierop is de Eocene reuzegastropode, Campanile giganteum. Een recente studie heeft aangetoond dat deze enorme slak uitzonderlijk snel groeide. Zo snel, dat de schelp niet alleen seizoenale variaties vastlegde, maar ook weerpatronen van de Eocene broeikaswereld. Ik ben er via zuurstofisotopen in geslaagd om als eerste deze weerpatronen in het Eoceen te herkennen.
- #6. Youri van den Hurk:
“De Ondergang van de Atlantische Grijze Walvis (Eschrichtius robustus)”De grijze walvis (Eschrichtius robustus) is een baleinwalvis die momenteel alleen nog voorkomt in de noordelijke Stille Oceaan. Paleontologische restanten hebben aangetoond dat de soort ook voorkwam in de Atlantische Oceaan. Het is onduidelijk wanneer de soort exact verdween en wat dit heeft veroorzaakt. Onderzoek naar zooarcheologisch materiaal kan een bijdrage leveren aan de reconstructie van de ondergang van de grijze walvis. Door de recent ontwikkelde methode Zooarchaeologie door middel van Massa-Spectrometrie (ZooMS) uit te voeren op walvisbotten kunnen deze tot soort worden geïdentificeerd. Mogelijk heeft walvisvaart gedurende de middeleeuwen geleid tot het verdwijnen uit de Atlantische Oceaan.
- #5. Nick van Horebeek (klik hier voor de poster als PDF):
- 12.50–13.05 uur: Blok 4
- #7. Lise Martens (klik hier voor de poster als PDF):
“Nummulieten: Verschijnen en verdwijnen van grootforaminifera in het Noordzee Bekken”Nummulieten zijn grootforams die dezelfde niche vervullen als koralen tegenwoordig dankzij hun symbiose met diatomeeën die aan fotosynthese doen. Deze tropische organismen waren het meest succesvol tijdens de Eoceen broeikaswereld, wanneer ze zich tot in het Noordzee bekken verspreidden. Mijn onderzoek richt zich op het gebruik van de geochemie van deze foraminifera ééncelligen met een carbonaatschaal om de watertemperaturen te bepalen waarin ze leefden en hoe deze veranderen doorheen de geologische tijd. Door deze informatie te combineren met stabiele isotopen en korrelgrootte data kan er een beeld worden geschetst van de milieuveranderingen in het zuidelijke Noordzee Bekken en hoe deze het verschijnen en verdwijnen van nummulieten beïnvloedde.
- #8. Feiko Miedema (klik hier voor de poster als PDF):
“Het onderscheiden van embryonale stadia in de ichthyosauriër-soort Stenopterygius quadriscissus.”Stenopterygius quadriscissus is een uitgestorven zeereptiel (ichthyosauria) uit het Vroege Jura. De soort is bekend van vele zwangere exemplaren. Hierdoor kunnen we de prenatale ontwikkeling van deze dieren bestuderen. In onze studie herkennen we voor het eerst verschillende ontwikkelingstadia in Stenopterygius op basis van de relatieve timing van verbening van de verschillende schedelelementen. De timing komt overeen met die van andere diapsiden. In Stenopterygius is de connectie tussen de frontaalhelften bij geboorte niet gesloten. Dat helpt waarschijnlijk tijdens de bevalling, zoals fontanellen bij zoogdieren. Op dit moment onderzoeken we of wervellichamen kunnen worden gebruikt als stadiumproxy voor gerelateerde soorten.
- #7. Lise Martens (klik hier voor de poster als PDF):
- 13.05–13.20 uur: Blok 5
- #9. Astrid Odé (klik hier voor de poster als PDF):
“Hoe kun je de genoomgrootte van een plant van 400 miljoen jaar geleden bepalen?”Polyploidy, de toestand waarbij een plantencel meer dan twee sets homologe chromosomen bevat, wordt gezien als potentiële drijfveer van plantenevolutie. Een belangrijke gebeurtenis in deze geschiedenis is de terrestrialisatie van planten. Het onderzoeken en bepalen van genoomgroottes van vroege landplanten is daarom cruciaal om meer inzicht te krijgen in dit verband. Door het meten van cellengtes van stomata (huidmondjes) aan 400 miljoen jaar oude fossiele planten uit de prachtige paleobotanische collectie van het Natural History Museum London werd in dit project de genoomgrootte bepaald van Asteroxylon mackiei, een lycofyt uit het Vroeg Devoon.
- #10. Jos van Oijen (klik hier voor de poster als PDF):
“De klappersteen als een tot de verbeelding sprekend fossiel”De inwendige complexiteit van mijn klappersteen – een verijzerde oorspronkelijke leemconcretie – zette aan tot ‘embryonaal’ onderzoek. Moerman’s leem- en klapperstenen vertonen uiterlijke overeenkomsten met reptieleneieren. Inwendig is soms een kern zichtbaar ingebed in leem, in situ of verplaatst, erbuiten vloeistructuur van eruit geperste inhoud. Zo’n kern telt concentrisch gelaagde, zeer geplooide structuren, gelijk thylakoïde membranen; door een scheef aangesneden kolomstructuur(?) meer als eidooieropbouw. Op Nederlandse stuwwallen werden klapperstenen rond 1000AD met honderdduizenden oppervlakkig gedolven, rijen komvormige ‘ijzerkuilen’ achterlatend. Ze komen geaccumuleerd voor in aders of nesten, ook in een leembedding, waaruit(?) een kleibrok met ‘leemschijven in wording’, omgeven door ‘schuimlaag’.
- #9. Astrid Odé (klik hier voor de poster als PDF):
- 13.20–13.35 uur: Blok 6
- #11. Panagiotis Skandalos (klik hier voor de poster als PDF):
“X-ray microtomography, the link to the Spalacinae past: Röntgen microtomografie en de geschiedenis van de Spalacinae”Fossielen van kleine zoogdieren spelen een belangrijke rol in het dateren van terrestrische aardlagen en in milieureconstructies. Gegevens over de geschiedenis van zoogdieren in de context van veranderende klimaten en ecosystemeen kunnen een belangrijke rol spelen in de huidige discussie over antropogene klimaatsveranderingen. Daartoe bestuderen paleontologen de evolutionaire geschiedenis van soorten, waarbij met name gebruik wordt gemaakt van de morfologie van de kiezen. Echter, soms verandert deze morfologie verandert naarmate de kies verder afslijt. Dit probleem zien we bijvoorbeeld bij de blindmollen. Maar een oplossing ligt in het gebruik van röntgen microtomografie.
- #12. Iris de Wolf:
Fytolieten uit NederlandKunnen we Nederlandse vegetatietypen herkennen aan de hand van fytolieten? Binnen paleoecologie is het gebruikelijk om binnen Europa, en zeker binnen Nederland, vegetatiereconstructies te maken op basis van pollen. Helaas kan dit niet altijd, daarom heb ik onderzocht of het mogelijk is deze reconstructies te maken op basis van fytolieten: glasdeeltjes in verschillende vormen die worden aangemaakt door planten. Hiervoor heb ik bepaald wat de fytolieten-samenstelling is van drie belangrijke vegetatietypen in Nederland; bossen, landbouwgebieden en waterrijke gebieden. De conclusie? Ja, je kan vegetatietypen herkennen aan de hand van de fytolieten-samenstelling!
- #11. Panagiotis Skandalos (klik hier voor de poster als PDF):